DRIEKONINGEN 2023
DE REIS VAN DE DRIE KONINGEN
Het was een koude tocht, en de slechtste tijd van het jaar
voor een reis, voor zulk een verre reis. De wegen modderig, het weer guur, de winter op zijn strengst. de kamelen, die hun knieën ontvelden, hun hoeven bezeerden, werden onhandelbaar en legden zich neer in de smeltende sneeuw. Menigmaal dachten wij met spijt terug aan onze zomerpaleizen op bloeiende berghellingen, aan meisjes, in zijde gehuld, die gekoelde wijn ronddienden. Onze kameeldrijvers vloekten, kankerden, weigerden dienst, riepen om brandewijn en vrouwen. Onze kampvuren wilden niet branden, onderdak was moeilijk te vinden, de steden waren vijandig, de dorpen stug, de gehuchten smerig en verschrikkelijk duur : het was een ellendige tocht. Tenslotte reisden wij de gehele nacht door, sliepen zo nu en dan langs de wegkant en hoorden gedurig in onze ogen zingende stemmen, zeggend: jullie onderneming is waanzin. Eindelijk, toen het licht werd, daalden we neer in een luw dal, vochtig, onder de sneeuwlijn, geurend naar groeizaamheid; een beek snelde voort, een watermolen karnde het duister, er waren drie bomen onder een bewolkte lucht,en een oud wit paard galoppeerde door een weiland. Wij kwamen bij een herberg met wijngaardranken boven de stoep. Zes handwerkslieden dobbelden bij de open deur om zilverlingen en zes voetknechten schopten lege wijnzakken over de vloer. Maar iemand kon ons inlichtingen verschaffen, en zo gingen we verder, en bereikten des avonds, geen uur te vroeg, de plaats van bestemming; het was (dat mag ik wel zeggen) de moeite waard. Dit alles is lang geleden, ik heb het onthouden en zou het over willen doen, maar ik stel, dit vooropgesteld, één vraag : was het doel dat ons dreef geboorte of dood? Wij waren getuigen van een geboorte, zeker, daar is geen twijfel aan. Maar als ik vroeger geboorte of dood zag, dacht ik dat ze tegenstellingen waren. Deze geboorte echter was een onverbiddelijk einde voor ons, een dood, onze dood. Wij keerden terug naar ons land, onze koninkrijken, maar voelden ons niet meer thuis in de oude orde tussen vreemde mensen die hun goden omklemmen. Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf. T.S. Eliot, winnaar Nobelprijs voor de Literatuur in 1948 vertaling van Martinus Nijhoff uit 'Journey of the magi' |
Het gedicht van T.S. Eliot is gebaseerd op een vers van de evangelist Mattheus uit het Nieuwe Testament: “Zie, er kwamen wijzen uit het Oosten te Jerusalem die vroegen: Waar is de koning der Joden? Wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en zijn gekomen om hem te aanbidden?” Het gedicht over de reis van de drie koningen noemt de obstakels en moeilijkheden die zij onderweg tegenkomen, zoals wij die in ons leven ondervinden.
Het zijn hindernissen van velerlei soort. Eliot somt ze op: slechte wegen, sneeuw, vijandige steden, smerige gehuchten, vloekende kameeldrijvers, dwarse kamelen, niemand die iets weet of kan zeggen over de eindbestemming. Vuren die niet willen branden en heimwee naar wat ze achterlieten. Al die hindernissen, we kunnen die moeiteloos vertalen naar ons eigen leven. Met welk doel vragen ze zich halverwege af. Maar, “het doel van het geestelijk pad is bij niemand bekend. Niemand kan ons helpen, We zullen onze bestemming zelf moeten ontdekken”. Jullie onderneming is waanzin zingen stemmen in hun oor. En toch vervolgen zij hun barre tocht, gedragen door een onwrikbaar geloof en vertrouwen. Ze hadden een teken gezien! Eliot verwijst ook naar ‘het einde’, de dood en geboorte. De scheppende kracht is het vermogen om ons een nieuwe visie, een nieuwe gedachte eigen te maken. Dat is vaak een groeiproces, en naarmate de visie complexer is en/of meer afwijkt van wat we gewend waren, dan dit proces geruime tijd in beslag nemen. Het proces is ook afhankelijk van in hoeverre we de vernietigende kracht aan het werk laten. Want waar nieuwe gedachten groeien, moeten oude vaak afsterven. Meestal moet er iets los worden gelaten voordat er ruimte is voor iets nieuws." |